Na het Rampjaar 1672 waar de Fransen zeer dichtbij kwamen om de Nederlandse republiek te verslaan en er voor Utrecht geïmproviseerde inundaties waren opgeworpen in het laaggelegen terrein, ontstond erna onder het bewind van de stadhouder-koning Willem III al gauw het inzicht voor toekomstige oorlogen om langs diverse grensgebieden deze te versterken met aaneengeschakelde fortenlinies. Daarbij moest het dat werd uitgekozen makkelijk te verdedigen zijn, en voor zover mogelijk ook gebruik maken van onderwaterzettingen en de vele rivieren die door het grondgebied stroomden van de Republiek.
Tijdens de volgende Negenjarige Oorlog (1688-1697) vielen wederom diverse Nederlandse vestingen, maar rees de ster van de militair en ingenieur Menno van Coehoorn. Als commandant wist hij menigmaal de verloren steden weer terug te veroveren. Aangezien de spanningen in Europa weldra weer op de Spaanse Successieoorlog (1701-1713) uitliepen, en ervoor al de noodzaak werd gevoeld, werd Van Coehoorn in de tussenliggende periode aangesteld om de fortificaties en linies te verbeteren. Die werkzaamheden brachten hem een faam die heden ten dage nog geldt als fortenbouwer.
Over deze nieuwe impuls voor de vestingbouw in de Republiek schreef dhr. Hoof een artikel in het tijdschrift BMGN - Low Countries Historical Review (Nr. 4, 2003), getiteld Nieuwe manieren, sterke frontieren. Het bouwconcept van Menno van Coehoorn en zijn aandeel in de verbetering van het verdedigingsstelsel.
Op onze website publiceerden we in 2016 ook al een artikel van dhr. Hoof, getiteld Waterlinies in Nederland!