artillerie.jpg

Voor het Huygens Instituut voor Nederlandse Geschiedenis schreef dhr. Kappelhof in 2011 een artikel over de bijzondere rol van de islam voor de lokale strijders in de Padri oorlogen (1803 - 1837) en de Atjeh oorlog (1873 - 1904), en hoe hier tegenaan werd gekeken vanuit het Westen.

Kappelhof zelf schrijft in zijn inleiding: "After a short introduction about Islam in Indonesia, orientalism and the Dutch policy with regard to religion, I will describe the course of both wars and the consequences they had for the colonial government and the indigenous population. There follows a comparison of the wars, stressing the main lines of historiography concerning the causes of the strong resistance and the long time the Dutch army needed to defeat its opponents. This will lead to an analysis of the role Islam played and the article will end with some concluding remarks."

Lees het bijzonder interessante artikel The Dutch and radical Islam in nineteenth-century Sumatra: the Padri War (1821-1837), the Aceh War (1873-1903) and their aftermaths.

Dit jaar ontving Jack Abernethy de prijs van de Friend of the Scots Brigade voor zijn master thesis getiteld The Bulwark of the Republic? The Scots-Dutch Brigade in the Second Half of the Eighty Years’ War (1609-1648).

In zijn abstract schrijft Abernethy het volgende: "This thesis examines the role of the Scots-Dutch Brigade in Dutch and Scottish political, military, and social affairs in the second half of the Eighty Years’ War (1609-1648), by utilizing hitherto untapped primary archival material related to its service. The thesis establishes the relationship the Scots-Dutch Brigade had with Scotland, by examining methods of recruitment, motivations to enlist, veterans who returned to Scotland, and the interaction of Scots with other Scots both at home and abroad. The thesis also analyzes the relationship the Scots-Dutch Brigade had with the Dutch Republic by examining the impact the Brigade had on Dutch internal politics during the “Calvinist Revolution” and the Orange Coup (1617-1621), as well as on international politics during the Jülich-ClevesCrises (1610/1614) and the Uskok War (1615-1618). Finally, this thesis analyzes the contributions the Scots-Dutch Brigade made tocrucial moments during the Eighty Years’ War, such as the siege of Bergen-op-Zoom (1622), the siege of ’s-Hertogenbosch (1629), and the battle of Kallo (1638). By using previously unused printed sources and archival material from England, Scotland, and the Netherlands, the thesis provides an original contribution to existing historiography of the Eighty Years’ War, Scotland and the era of the Thirty Years’ War, and offers a correction to extant work on the Scots-Dutch Brigade."

In 2020 publiceerde John Abernethy zijn master thesis (University of St. Andrews), getiteld The Bulwark of the Republic?

 

Net als tijdens de Tweede Wereldoorlog gevechten in stedelijke gebieden steeds vaker voorkwamen en hun eigen tactieken vereisten, kwamen deze ook voor in de Nederlandse strijd voor het behoud van de kolonie Nederlands-Indië. Over dit onderwerp schreef dhr. Van der Spoel onlangs in zijn uitgebreide studie Stadsgevechten in de Indonesische Dekolonisatieoorlog.

‘Men behoeft geen profeet te zijn, om te voorspellen, dat in enige nog niet bezette steden op Java, indien eenmaal gestreden zal worden, verwoede straatgevechten zullen worden gevoerd. Speciaal in die steden, waarin zich een laatste groep desperados en fanatici heeft genesteld, om dit laatste bolwerk te verdedigen, zal hevige weerstand worden ontmoet; weerstand die op primitieve, tot zelfs hypermoderne wijze zal geleverd worden.’

 

Met deze woorden leidde luitenant Heshusius in 1947 zijn artikel in over het gebruik van tanks in Indische steden. In de periode tussen het schrijven van dit stuk en de publicatie in de Militaire Spectator deed zijn tankeskadron mee aan Operatie Product. Op de derde operatiedag werd zijn theorie in de praktijk gebracht. Zijn eskadron viel als onderdeel van de V-brigade de Noord-Javaanse havenstad Cheribon aan. Het werd een groot succes. De stad viel nagenoeg onbeschadigd in Nederlandse handen na enkele felle gevechten met de overrompelde verdedigers, van wie rond de 200 sneuvelden.

Op 1 april 1572 namen de Geuzen onder aanvoering van admiraal Lumey de vesting Den Briel in. De Geuzen waren de maritieme strijdmacht van kundige kapers in de vroege strijkrachten van de opstandelingen onder aanvoering van Willem van Oranje. Desondanks verdween hun rol al snel in de nationale geschiedenisbeleving van de 17e eeuw en 18e eeuw. Hier kwam pas verandering in tijdens de tweede helft van de 19e eeuw, waarover de historicus Mirjam Zeilmaker een studie schreef, getiteld Willem II van der Marck, Vrijheer van Lumey: De vergeten admiraal van de watergeuzen?

 

In haar inleiding schreef Zeilmaker: "De gebeurtenissen tijdens de Opstand zijn altijd een belangrijk onderdeel geweest van de Nederlandse geschiedenis. De rol die Lumey kreeg toegewezen tijdens de eerste jaren van de Opstand was echter wisselend. De geschiedschrijvers in de zestiende en zeventiende eeuw besteedden veel aandacht aan de rol van Lumey en zijn geuzen tijdens de Opstand. Na de vrede van Munster in 1648 leek de aandacht voor de geuzen en hun admiraal te verslappen. Tot in de achttiende eeuw werd voornamelijk aandacht geschonken aan het begin van de Opstand. Orangisten refereerden naar de Opstand om de constitutionele macht van de stadhouder te rechtvaardigen. Aan het einde van de achttiende eeuw beargumenteerden de patriotten echter dat de republiek, zoals gesticht tijdens de Opstand, ten einde was. De republiek zelf en Willem van Oranje stonden centraal in deze geschiedschrijving. Een enkele schrijver erkende in deze eeuw de rol van Lumey en de geuzen, maar dit gebeurde relatief weinig. De republiek bestond immers nog, met een Oranje aan het hoofd als stadhouder. Daardoor werd een te rooskleurig beeld van de historische werkelijkheid gegeven. Met Willem van Oranje als de dappere vader des vaderlands. Dit was een krachtig imago, dat zelfs hedendaagse historici nog beïnvloedt. Ook zij lijken terughoudend in hun kritiek op de fouten van Oranje tijdens de Opstand." [...]

Wanneer tijdens de Oostenrijkse Oorlog ook zijdelings de Nederlandse Republiek betrokken raakt, is de schok groot wanneer in Zeeuws-Vlaanderen de vesting Hulst in Franse handen valt.

In een uitgebreide studie verhaalt dhr. Leune over de schuldvraag van de Nederlandse commandant voor de overgave in diens studie, getiteld Pieter de la Rocque (1679-1760) en de capitulatie van Hulst in 1747.