artillerie.jpg

Binnen regeringskringen was het vanaf 1912 duidelijk dat Japan in een toekomstige oorlog een serieuze bedreiging kon vormen voor de kolonies in de Oost. Desondanks werd er voorafgaande aan de Eerste Wereldoorlog en tijdens het Interbellum door Nederland niet echt geïnvesteerd in een defensie van Nederlands-Indië, zowel op marine vlak als op landmacht gebied. Het KNIL was eigenlijk zelfs meer een lokale politionele handhavingsmacht geworden, om interne conflicten te onderdrukken. Pas rond 1938 werd er serieus gekeken naar een nieuw plan voor modernere kruisers voor de marine in de kolonie, maar dat haalde het niet met de bezetting van Nederland zelf in mei 1940.

Toch besefte het militaire commando in Nederlands-Indië dat de kolonie alleen verdedigd kon worden door te gaan samenwerken met andere landen in de regio. Vanaf de tweede helft van 1940 werden er dan ook haastige onderhandelingen gestart, die uiteindelijk zouden resulteren in ABDACOM. Een gezamenlijk defensiecommando van Australische, Britse, Nederlandse en Amerikaanse strijdkrachten in Zuidoost Azië.

Maar welke sterke of zwakke positie had Nederland binnen die onderhandelingen en het uiteindelijke ABDACOM commando, na tientallen jaren van neutraliteit en nauwelijks investeren in haar defensie?

Dat alles wordt duidelijk gemaakt in de master thesis (Universiteit van Leiden) van de historicus mevrouw Noot uit 2016, getiteld Dutch neutrality and the ABDACOM experience, 1941-1942: consequences of interwar Dutch neutrality for wartime attempts at collaboration.